Sinds het jaar 2003 doet Nederland, samen met nog tachtig andere landen, elke drie jaar mee aan het PISA-onderzoek. De Rolf groep mocht vragen over dit onderwerp stellen aan dr. Joyce Gubbels, senior onderzoeker bij het Expertisecentrum Nederlands. Zij vertelt onder meer wat het PISA-onderzoek inhoudt en wat Nederland met de resultaten doet, maar ook wat de voordelen zijn voor bijvoorbeeld schoolbesturen of -stichtingen.
Joyce, fijn dat je tijd voor ons hebt vrijgemaakt!
“Ik houd me veel bezig met nationale en internationale peilingsonderzoeken, vooral op het gebied van begrijpend lezen. Eén van de bekendste onderzoeken is PISA, voor het voortgezet onderwijs. PISA staat voor Programme for International Student Assessment. Het Expertisecentrum Nederlands is mede verantwoordelijk voor het Nederlandse aandeel van het onderzoek. Ik ben één van de twee projectleiders binnen Nederland. Wij zijn samen het aanspreekpunt voor de internationale organisatie OESO: Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling. We zorgen ervoor dat alles binnen Nederland goed uitgevoerd wordt. Denk aan het werven van scholen, het zorgdragen voor een juiste rapportage en het bezoeken van deelnemende scholen.”
“Het PISA-onderzoek heeft als doel na te gaan hoe vijftienjarige leerlingen uit tachtig verschillende landen voorbereid zijn op het functioneren in de huidige kennismaatschappij en welke veranderingen zich daarbij de voorbije jaren hebben voorgedaan. De OESO stelde vast dat veel landen zelf hun onderwijs monitorden, maar dat de resultaten tussen de landen onderling moeilijk te vergelijken waren. Daarom is in het jaar 2000 de PISA-toets in het leven geroepen, met dezelfde toetsen voor alle deelnemende landen. Zo kunnen landen van elkaar leren door bijvoorbeeld door sterke en zwakke punten te vergelijken.
PISA kent drie domeinen: leesvaardigheid, natuurwetenschappen en wiskunde. Naast deze domeinen worden elke ronde ook extra domeinen meegenomen, zoals creativiteit of leren in een digitale wereld. Naast het digitaal toetsen van de vaardigheden van ruim 5000 Nederlandse vijftienjarige leerlingen worden ook niet-cognitieve onderwijsopbrengsten (attitudes, gedrag) van leerlingen in kaart gebracht door middel van vragenlijsten. Ook wordt onder schoolleiders informatie verzameld over de algemene achtergrond van de leerlingen en de school. Het digitaal toetsen gebeurt in één ochtend en duurt drie en een half uur.”
“Wij leveren een lijst aan met alle Nederlandse scholen waarop vijftienjarige leerlingen kunnen zitten. De OESO bepaalt vervolgens welke scholen en anonieme leerlingen uitgenodigd worden voor het onderzoek. De deelnemende leerlingen worden geselecteerd uit verschillende opleidingen, niveaus, klassen en leerjaren. In Nederland is deelnemen aan het onderzoek niet verplicht. Tot nu toe is het gelukt om aan de eisen van PISA te voldoen, namelijk een deelname van 95% van de geselecteerde scholen. Zo krijgen we een representatief beeld van Nederland.”
“Omdat we al vanaf 2003 meedoen, kunnen we zien hoe het gaat met de prestaties in Nederland. De laatste toetsronde in 2022 liet zien dat leesvaardigheid, natuurwetenschappen en wiskunde achteruit zijn gegaan. Dat was voor het eerst, maar deze tendens was in bijna alle landen hetzelfde. We vermoeden dat de coronapandemie hier een rol in heeft gespeeld. Wat wel opviel is dat de daling op leesgebied veel sterker was dan op de andere twee domeinen. We weten uit PISA-2018 dat vooral evalueren en reflecteren leerlingen moeite kost. Dus het kunnen bepalen of een bron betrouwbaar is na het lezen van een tekst, of vertellen waarom de auteur een bepaalde tekst heeft geschreven. Evalueren en reflecteren heeft in het verleden niet zoveel aandacht gekregen in het Nederlandse onderwijs, maar gelukkig komt daar de laatste jaren verandering in.”
“Er komt geen beeld op schoolniveau uit de toetsen, maar we kunnen wel jongens met meisjes vergelijken, of scholen in steden met scholen op het platteland. Wat je als schoolteam kunt doen, is kijken naar de resultaten en bedenken of je op basis hiervan iets wilt en kunt aanpassen in je eigen onderwijs. Geeft de school voldoende aandacht aan het leesonderwijs, en evalueren en reflecteren in het bijzonder? Bespreek dit met elkaar en ga als het wenselijk is over tot actie.”
“De resultaten van het onderzoek worden aangeboden aan de minister en de Tweede Kamer. Zij lezen de uitkomsten en we herkennen ze regelmatig in nieuwe beleidsmaatregelen. Deze aanpassingen komen niet alleen op basis van het PISA-onderzoek, maar zijn altijd een verzameling van uitkomsten van meerdere nationale en internationale onderzoeken. Het PISA-onderzoek helpt om het beeld te bevestigen van wat er gaande is in Nederland. En door het internationale karakter van de toetsen geven de resultaten een breder beeld.”
“Om een voorbeeld te geven is Duitsland naar aanleiding van de resultaten beleid gaan vormen. Er is ingezet op bijvoorbeeld het belang van lezen, leesplezier en urgentiebesef. Ook Ierland is hier de laatste jaren mee bezig geweest en scoort nu heel goed op deze punten. Wat we ons altijd moeten afvragen, is of we meedoen om de juiste reden. Willen we beter scoren ten opzichte van andere landen, of kijken we naar wat we zelf belangrijk vinden en zetten we daarop in?”
“Wij lezen de kritieken, zoals die op de representativiteit van het onderzoek, en hebben het er samen over. We gaan na of er waarheid in zit, en vaak zijn de kritieken na onderzoek te weerleggen of te nuanceren. Wij geloven in de wijze van toetsen en in de uitkomsten. Vervolgens is het aan ons allemaal om te bepalen of we iets met de uitkomsten willen en zo ja, wat.”