Leestijd 4 min.

Coöperatieve werkvormen zijn een mooie manier om alle kinderen actief bij groepsvorming te betrekken. Hieronder 3 ideeën die direct toepasbaar zijn in de praktijk.

1. Zoek iemand die

De leerlingen krijgen een werkblad met vragen om de andere leerlingen beter te leren kennen. Ze lopen vervolgens rond door de klas op zoek naar een medeleerling. Ze vormen een 2-tal en stellen één van de vragen op een werkblad aan deze leerling. Ze schrijven de naam van diegene op bij de vraag en dit gebeurt ook omgekeerd. Daarna gaan ze op zoek naar een andere medeleerling en stellen daar een andere vraag aan.

Het is de bedoeling dat de leerlingen bij vrijwel alle vragen een naam hebben. In het nagesprek kun je vragen wat de leerlingen bijvoorbeeld een verrassend antwoord vonden, of waar ze zich in herkenden.

2. Doorverteller

Ieder kind krijgt een A4 en tekent daarop 2 dingen uit de tijd dat ze niet naar school mochten:

  1. Dit vond ik leuk aan thuiswerken
  2. Dit vond ik niet leuk aan thuiswerken

De naam van het kind staat bovenaan het blad.

De leerlingen lopen door het lokaal en zoeken een medeleerling. Ze gaan in tweetallen met elkaar in gesprek: A vertelt aan B welke 2 dingen getekend zijn, daarna omgekeerd. Dan ruilen ze van blad en maken ze een nieuw tweetal met een andere leerling.

A vertelt aan een nieuwe leerling wat ie van B in de eerste ronde te weten is gekomen (en wijst dit aan op de tekening: “Kijk, dit is Selma!)”. Ze vertellen vanaf nu dus niet meer over hun eigen tekening. Daarna omkeren: B vertelt aan A over de medeleerling. Daarna ruilen ze weer hun blad. Zo gaat het verhaal 3 à 4 keer van hand tot hand. Laatste ronde: zoek diegene op van wie het blad is en vertel wat je hebt gehoord. Dit vraagt even geduld en tijd, want 1 kind kan niet en teruggeven en terugontvangen, maar dit is goed te realiseren met maar de helft van de leerlingen.

3. Tweetal interview

Laat de leerlingen een voorwerp meenemen wat voor hen belangrijk was in de tijd dat de school gesloten was. Dit kan een knuffel zijn dat troost bood, speelgoed waar ze veel plezier aan hebben beleefd, een boek die ze heel mooi vonden, een foto van iemand die ze heel erg misten, enz. Mocht een voorwerp lastig zijn, dan mag het ook een foto zijn.

Er worden tweetallen gevormd.

Ronde 1:

  • Leerling A vertelt waarom dit voorwerp is meegenomen.
  • Leerling B moet twee vragen stellen aan leerling A over het voorwerp.
  • Leerling A geeft antwoord.
  • Afsluiting: Leerling B vat samen: Dus jij hebt …. meegenomen, omdat….. (doordat leerling B aan het eind moet samenvatten, zullen de leerlingen beter naar elkaar luisteren)

Ronde 2:

  • Zelfde als ronde 1, maar nu vertelt leerling B en interviewt leerling A en vat ook samen.
  • Herhaal dit nog 2 keer met nieuwe tweetallen.