Nederland is zo ongeveer het enige land waar begrijpend lezen als apart vak op het rooster staat. Maar als je lezen en schrijven in samenhang aanbiedt, kunnen kinderen in beide domeinen groeien.
Dit artikel is eerder gepubliceerd op Onderwijs van Morgen en geschreven door Tjalling Brouwer (taalspecialist bij onderwijsadviesdienst Xperto, voorzitter van de Vereniging van taalspecialisten en conceptauteur van Staal Taal).
Tijdens een leesles wordt er niet alleen gelezen: er wordt ook geluisterd, met elkaar gesproken en geschreven. Dit kan ook niet anders. In elke les is mondelinge taal het middel om überhaupt les te kunnen geven. Bovendien weten we wat de meest krachtige interventie tot dieper tekstbegrip is: met elkaar over een tekst nadenken en in gesprek gaan (Hattie, et al 2016). Tijdens een effectieve les tekstbegrip wordt in het algemeen minimaal net zoveel tijd besteed aan het spreken over en luisteren naar de tekst als aan het lezen zelf.
Er bestaat dus een natuurlijke samenhang tussen lezen, spreken-luisteren en schrijven. Kortom: tussen de hoofddomeinen van taal. Dit zie je ook terug bij het schrijven van teksten. Als een kind vastloopt in zijn of haar tekst, zal bijna iedere leerkracht vragen: ‘Wat wilde je eigenlijk opschrijven?’ Als kinderen dan vertellen wat ze in gedachten hadden, weten ze vaak meteen hoe ze verder moeten.
Het Nederlandse taalonderwijs is heel vaak opgedeeld in allerlei losse subdomeinen, die niet met elkaar in verband worden gebracht. Maar dit splitsen leidt doorgaans tot instrumentele taallessen, waarbij het voor kinderen vaak niet duidelijk is waarom ze een en ander moeten leren.
Al lange tijd wordt gepleit voor ‘ontkaveling van het taalonderwijs’ (Van Gelderen, 2011). Ook de PO-Raad en de Inspectie van het Onderwijs betogen meer samenhang tussen de taaldomeinen en de andere vakken. Vaak omdat onderzoek uitwijst dat kinderen in Nederland de beoogde standaarden van de lees-, schrijf- en spreek-luistervaardigheden niet halen. Om die reden is het van groot belang om binnen het taalonderwijs de domeinen die elkaar kunnen versterken in samenhang te brengen.
Niet elke samenhang is effectief. Het is belangrijk kritisch te kijken of de gekozen combinatie van domeinen positief is voor de taalvaardigheid en vooral voor het tekstbegrip. De SLO hanteert hiervoor de volgende uitgangspunten:
Op basis van bovenstaande criteria kun je concluderen dat technisch lezen en begrijpend lezen geen gelukkige match zijn. De teksten die je bij technisch lezen gebruikt, zijn bedoeld om leerlingen te laten oefenen met een bepaalde technische leesmoeilijkheid, bijvoorbeeld het correct verklanken van een woord met een ‘c’ als /k/ of als /s/. De tekst zelf is dus geen doel, maar een middel. In het algemeen gaat het om speciaal hiervoor geschreven, ‘schoolse’, niet-authentieke teksten, gericht op het inoefenen en automatiseren van de decodeervaardigheid.
Bij tekstbegrip is het juist belangrijk dat kinderen rijke, authentieke teksten lezen, met rijke taal en inhoud, die aanzetten tot samen nadenken en praten over de tekst; teksten die ingebed zijn in een thema, waardoor kinderen hun achtergrond- en woordenschatkennis kunnen uitbreiden. Idealiter lezen kinderen werk van verschillende schrijvers, zodat ze in aanraking komen met verschillende schrijfstijlen, en krijgen ze instructie in uiteenlopende tekstgenres en tekstsoorten.
Als je technisch lezen en tekstbegrip in samenhang brengt, voldoe je niet aan het criterium dat beide domeinen van de samenhang profiteren. Immers, de teksten voor technisch lezen zijn doorgaans niet geschikt voor het ontwikkelen van tekstbegrip. Ook het criterium van transfer is niet aan de orde. Er is geen sprake van een elkaar versterkende, wederkerige instructie. Technisch lezen is, net als spelling, geen hoofddomein. Het is een hulpvak, dat je toepast op alle momenten dat je woorden, zinnen en teksten leest. De instructie van technisch lezen kun je niet ook toepassen bij tekstbegrip.
Veel voordehandliggender is het om het lezen en schrijven van teksten in samenhang te brengen. Lezen en schrijven hebben een natuurlijke relatie. Een schrijver kan zijn gedachten op papier zetten, waardoor een lezer kennis kan nemen van de gedachten van de schrijver door de tekst te lezen.
Samenhangend onderwijs in lezen en schrijven versterkt beide vaardigheden wél positief, volgens diverse onderzoeken. Tenminste, als de setting voldoet aan voornoemde criteria van SLO. Dit betekent dus dat de lessen kort na elkaar, binnen eenzelfde context (thema) worden gegeven; dat ze uitgaan van eenzelfde tekstgenre en dat er sprake is van ‘eenheid van instructie’. Bijvoorbeeld: instructie op de kenmerken van een sportverslag, van een fabel, van een gebruiksaanwijzing. De instructie die kinderen krijgen, is zowel te gebruiken bij het lezen van de betreffende tekstsoort als bij het schrijven daarvan.
Bovendien worden kinderen op deze manier zowel in de rol van lezer als in die van schrijver geplaatst. Dit maakt dat ze als schrijvertjes in de dop behoefte hebben aan voorbeelden van ervaren schrijvers, die ze kunnen gebruiken om tot een eigen tekst te komen. Ook dit versterkt zowel hun lees- als schrijfvaardigheid.