Kunst is een prachtige manier om jonge kinderen kennis te laten maken met de creatieve wereld om hen heen. Kunstbeschouwing met peuters en kleuters is daarbij niet alleen leuk, maar ook ontzettend waardevol voor hun ontwikkeling. Het biedt de mogelijkheid om te experimenteren, hun eigen creativiteit te ontdekken en hun verbeeldingskracht te gebruiken. Maar hoe pak je dit aan? En welke rol spelen beeldaspecten bij kunstbeschouwing met jonge kinderen?
Kunstbeschouwing met jonge kinderen gaat verder dan alleen maar naar kunstwerken kijken. Het is een interactief proces waarbij kinderen worden gestimuleerd om hun gedachten en gevoelens over kunst te uiten. Door kunst te bekijken, te bespreken en zelf te creëren leren kinderen niet alleen kunst waarderen, maar ook op een andere manier naar de wereld om hen heen te kijken.
Bij het bespreken van kunstwerken is het belangrijk om aandacht te besteden aan beeldaspecten. Beeldaspecten zijn de onderdelen waaruit een beeldend kunstwerk is opgebouwd en dus eigenlijk de bouwstenen van kunst. Ze helpen kinderen om kunstwerken beter te begrijpen en waarderen. Hieronder bespreken we de belangrijkste beeldaspecten en hoe je ze kunt gebruiken in de kunstbeschouwing met jonge kinderen:
Kleur is misschien wel het meest opvallende en fascinerende beeldaspect voor peuters en kleuters. Jonge kinderen zijn vaak gefascineerd door felle kleuren en vinden het heerlijk om ermee te experimenteren. Tijdens kunstbeschouwing kun je de kinderen vragen stellen als: Welke kleuren zie je? Zie je ook je lievelingskleur? Wat voor gevoel krijg je van deze kleuren? Laat ze een kleur van het kunstwerk kiezen en naar dezelfde kleur zoeken in de groep of klas.
Vormen zijn overal om ons heen, en jonge kinderen zoeken in hun omgeving vaak bewust of onbewust naar vormen die ze kennen. Praat met ze over de verschillende vormen die ze zien in het kunstwerk. Hoe heten deze vormen? Zijn ze hoekig of juist rond? Zijn ze groot of klein? Zie je deze vormen ook in de groep of klas?
Lijnen kun je zien als de ‘bewegingen’ die de kunstenaar maakt op het doek, papier of ander materiaal. Tijdens kunstbeschouwing kun je praten over rechte lijnen, gebogen lijnen, korte en lange lijnen, dikke lijnen en dunne lijnen. Vraag de kinderen om de lijnen in het kunstwerk te volgen met hun vinger en te benoemen wat voor gevoel deze lijnen bij hen oproepen. Zien de lijnen er vriendelijk uit, grappig, of misschien wel een beetje boos?
Textuur gaat over de zichtbare en voelbare eigenschappen van een oppervlak, zoals hard, zacht, ruw, glad of korrelig. Waar mogelijk laat je de kinderen een kunstwerk voelen en de textuur beschrijven. Hoewel kinderen textuur niet kunnen voelen op een plat kunstwerk, kun je ze wel vragen om te kijken naar de suggestie van textuur in het kunstwerk. Hoe denken ze dat het zou voelen als ze het zouden kunnen aanraken?
Ruimte verwijst naar de driedimensionale omgeving waarin een kunstwerk zich bevindt. Het kan worden gecreëerd door middel van perspectief, overlapping, grootte en plaatsing van objecten. Je kunt de kinderen vragen om te kijken naar de ruimte in het kunstwerk en te beschrijven wat ze zien: Is het een open ruimte met weinig voorwerpen of staat de ruimte juist heel vol? Wat is het belangrijkste object (‘mens’, ‘dier’ of ‘ding’) in het kunstwerk en waar staat deze? Waarom zou het op die plek staan? Laat kleine groepjes kinderen in de speelzaal de ruimte om zich heen ervaren door met danslinten kunst in de lucht te maken.