Gepubliceerd op 27 maart 2023
Leestijd 10 min.

Ken je Taaljacht al? De splinternieuwe methode voor taal, spelling & grammatica van Zwijsen. Elk kind wordt hiermee een taaljager. Doordat de leerlingen aan de slag gaan met taalthema’s uit de eigen leefwereld. Denk aan beeldtaal, podcasts, pictogrammen en storytelling. En om iedereen makkelijk mee te krijgen tijdens de les, biedt Taaljacht een speciaal NT2-katern!

Speciaal NT2-katern

Josée Coenen
Josée Coenen

Het speciale NT2-katern is in samenwerking met Josée Coenen, bekend van onder andere Zien is Snappen, gemaakt. Zij heeft bekeken bij welke les preteaching voor NT2-leerlingen een meerwaarde biedt, zodat deze leerlingen al kennismaken met het taalverschijnsel wat later in de les voorbij komt. Het voordeel hiervan is dat dit dan geen belemmering meer vormt en ze gewoon mee kunnen doen met de groep!

We laten je graag een voorbeeld zien.

In groep 5 staat in een les rijmen centraal.
Het lesdoel is: Ik kan verschillende manieren van eindrijm toepassen.
In het werkboek zien de leerlingen onder andere dit gedicht:

gedicht

Niet of geen?

Zoals je ziet staan in dit gedicht veel ontkenningen met niet en geen. Wanneer je precies niet of geen gebruikt, kan voor tweedetaalleerders moeilijk zijn. Daarom heeft Josée Coenen hier een preteaching voor uitgewerkt. We verwachten dat je dit in ongeveer 15 minuten met je leerlingen kunt doen, afhankelijk van de grootte van de groep.

Je krijgt als leerkracht eerst wat achtergrondinformatie:

  • In het Nederlands kun je zinnen ontkennen met niet: Ik kan niet dansen.
  • Wil je een stukje van de zin ontkennen, dan gebruik je meestal het woord niet: Ik ben niet ziek, wel misselijk.
  • Bij het zelfstandig naamwoord is de ontkenning altijd geen: ik heb geen vakantie, ik ben geen kleuter.

Dan ga je aan de slag met de instructie:

  • In deze les leren jullie het verschil tussen ‘niet’ en ‘geen’.
  • Bekijk samen met de leerlingen globaal het gedicht.
  • Omcirkel eerst alle woorden ‘niet’ en ‘geen’.

gedicht omcirkeld

  • Lees alleen de regels van blokje 1 met niet voor en herhaal de woorden niet en het bijbehorende werkwoord. Laat de leerlingen nu het bijbehorende werkwoord onderstrepen en zeg: ‘Niet’ gebruik je bij werkwoorden: niet wassen, niet plassen. Zien jullie wel?
  • Lees dan alleen de eerste zin van blokje 2 voor en herhaal de woorden geen en het zelfstandig naamwoord: geen dropjes. ‘Geen’ gebruik je bij zelfstandige naamwoorden. Laat de leerlingen nu het bijbehorende zelfstandig naamwoord onderstrepen.
  • Kijk maar bij blokje 3. Jullie hebben ‘geen’ omcirkeld. ‘Geen’ hoort bij? Vraag het aan de leerlingen. Ja, bij ‘kleren’, een zelfstandig naamwoord.
  • Behandel vervolgens de andere woorden in het gedicht met niet en geen.
  • Laat nu de leerlingen op hun wisbordje niet en geen schrijven.
  • De leerlingen bedenken werkwoorden en zelfstandige naamwoorden en zetten die onder niet en geen.
  • Kijk de opgeschreven werkwoorden en zelfstandige naamwoorden na. Staan ze in het juiste rijtje?
  • Laat de leerlingen hier delen van zinnen zeggen door te wijzen op hun wisbordje. Bijvoorbeeld: een jas (geen jas), een tafel (geen tafel), tekenen, (niet tekenen), rekenen (niet rekenen). Enzovoort.

Gedaan? Dan kijk je nog even gezamenlijk terug en laat je het onderdeel wat je hebt gepreteached ook toepassen tijdens de les:  

  • Maak in je eigen rijmgedicht een zin met ‘niet’ en ‘geen’.